Wanneer op een morgen de afval ophaal dienst langskomt, en ik help met de zakken buiten zetten en gelijk goed dichtbind zodat de dieren op straat zich niet tegoed kunnen doen aan Jafeths luiers of onze paperassen, valt me op dat er een groepje mensen op straat staat, gebogen om iets. Dichterbij gekomen zie ik dat er een jonge man op straat zit, in elkaar gezakt door vermoeidheid en ziekte. Een van de omstanders is al naar een winkeltje gelopen en komt terug met juice, een broodje en een flesje Fanta. Maar de jongen is te zwak om te eten of te drinken. Een andere omstander doet zijn blouse uit en doet hem aan bij de jonge man, die zelf bijna geen kleding aan heeft. Ik verbaas me over de hulpvaardigheid van de Ethiopiërs die erom heen staan en deze man geeneens kennen.

De jongen blijkt uit Bahir Dar te komen, is hier voor drie maanden als loonwerker met vrienden, en was ziek geworden. Iemand had hem geld gegeven voor een operatie, hij was geopereerd maar toen het geld op was werd hij ontslagen. Nu was hij op weg naar huis, het enige wat hij wilde is naar huis, naar Bahir Dar. Maar Bahir Dar is in het noorden van Ethiopie, zeker anderhalve dag met openbaar vervoer. De jongen had een beetje geld op zak, lang niet genoeg voor de reis, laat staan voor voedsel of slaapplek. Het werd mij al snel duidelijk dat deze jongen eerst op krachten moest komen voor hij de lange reis kon aanvangen. Dus stelde ik voor de jongen bij ons op het Social Center te laten verblijven tot hij wat aangesterkt was voor de reis. De jongen heeft de eerste paar uur geslapen, daarna hebben we hem geholpen met wassen, schone nieuwe kleren van onze voorraad tweedehands kleding, en wat verzorgingsspulletjes gegeven. Opeens wilde hij weg, hij moest naar huis, naar zijn moeder. We konden hem niet tegenhouden. Zelf vond ik dat erg moeilijk, ik had hem graag nog even een paar dagen gehouden om hem te laten aansterken, maar ik moest het los laten. We hebben met hem en voor hem gebeden, kleding en wat voedsel meegegeven en genoeg geld voor transport naar Bahir Dar. Dinkuu, onze wacht, heeft hem naar het busstation gebracht voor een busje naar Addis Abeba.

Na vier weken kwam Zelalem, onze social worker, onthutst vertellen dat hij Challe in een wijk in Debre Zeyt had gezien, hij lag aan de kant van de weg, weer een groep mensen erom heen. Ze waren geld aan het verzamelen voor hem om naar Bahir Dar te kunnen gaan. Verbaasd mengden wij ons in deze groep mensen en vertelden ons verhaal. De jongen was amper aanspreekbaar, nog meer verzwakt en het bleek dat hij onder weg was gestrand. Waarom hij dan weer in Debre Zeyt was, en waar hij was geweest, dat bleef voor ons een raadsel. Een vrouw vertelde dat hij een paar dagen bij haar had mogen slapen, maar dat hij nu perse naar zijn familie wil. Weer namen we de jongen mee, weer heeft hij een paar uur geslapen waarna hij met hevige drang naar Bahir Dar wilde afreizen. En weer moest ik hem ‘los laten’. Ik vermoed dat deze jongen mentaal zeker niet goed is, en ik had erg met hem te doen. We blijven bidden voor deze jongen, ook hij heeft een ziel, ook hij is op weg naar de eeuwigheid…