Vorige week waren we in Ethiopië. Daar hebben we gezien hoe noodhulp in dit land werkt. Een impressie. Een lange reis vanuit Debre Zeyt over hobbelige wegen, waarop de auto van links naar rechts slingert om zoveel mogelijk kuilen te vermijden, wordt het eerste doel bereikt; twee compounds. Op de eerste staat een kerkje, op de tweede een kleine school. Naast die school staat een schuur.
We hebben wat meegenomen voor de inwoners van het dorp Shala: een groot aantal dozen met flessen olie, bestemd voor de arme bevolking. Vanuit de donkere schuur worden zakken naar buiten gedragen, waar de ezelwagen wacht. Als de kar vol is rijdt de ezeldrijver naar een soort plein in het midden van het dorp. Onze auto volgt stapvoets door de slingerende straten. Het is warm en stoffig. Een enkele geit is nog op zoek naar voedsel. Veel is er niet te vinden op het dorre zand. Langzaam rijden kar en auto een compound op. Ze worden met gejuich door vele dorpelingen ontvangen. De jongens in de bomen rond het plein laten luidruchtig van zich horen.
Er hangt iets feestelijks in de lucht; mensen verwachten iets te krijgen, sommigen weten zelfs al wat het is. Het doe je noodhulp, ter plekke? Medewerkers van de lokale kerk hebben de armste inwoners van het dorp een kaartje gegeven, waarop ze hun naam en een nummer konden schrijven ( waarschijnlijk meestal door iemand anders gedaan). De doelgroep bepalen is een heel lastige keuze die alleen door lokale mensen kan worden gedaan. Want er is niet voor iedereen wat.. Plotseling gebeuren er veel dingen tegelijk. Alle dorpelingen wordt gevraagd even de compound te verlaten. Lokale medewerkers vragen om de kaartjes. Van alle kanten worden ze aangereikt en naar de uitdeel plek gebracht. Twee mannen doen de administratie: de eerste leest nummer en soms naam voor; de tweede checkt de nummers op een aantal lijsten. Een van de kerkenwerkers komt regelmatig de gecontroleerde kaartjes op halen. Dan wordt het een beetje spannend. Midden in een grote groep oudere en jongere vrouwen staat Zelalem, medewerkers van Addis Alem. Hij roept de nummers en/of de namen. De genoemde vrouwen, mogen naar voren komen , worden opgewacht door een soort deftige overheidsdienaar die de groep naar de uitdeel plek leidt. Daar hebben de helpers inmiddels tien zakken meel en een fles olie neer gezet. Pas als de man een teken geeft mogen de vrouwen hun gift pakken; 5 kilo meel een fles olie. Sommigen kijken blij naar ons, een enkeling steekt zelfs haar hand op. Anderen zijn in zich zelf besloten. Het leven kan hard en zwaar zijn. Hier is dat zo. Mannen zijn er niet, wel enkele bedelvrouwen.
Ruim 20 keer krijgt er een groep het voedsel. Dan is het voorbij. De lading is uitgedeeld. Vooraan bij de poort is het een beetje onrustig. Een aantal mensen had geen kaartje en kreeg dus niets. Ze stuwen om Zelalem heen vragen, roepen om voedsel. De vriendelijke man blijft kalm, terwijl er nog steeds weer nieuwe mensen het terrein op lopen. Ik ga kijken. De sfeer is wisselend. Omringd door jongeren zie je vragende ogen, hoor je allerlei geluiden. Sommigen proberen een beetje in het Engels met je te praten. Soms klinken er andere klanken. Er is onrust, want er is honger. Het land is gortdroog en het vee mager. Met enige moeite verlaten we de compound. De teleurgestelden blijven achter. Het is warm. In de auto is het stil. Goed werk van Bijzondere Noden. Fijn dat Addis Alem dit zware werk op zich heeft genomen. Maar, eind maart stopt dit project. En de honger blijft. Ik had dit verhaal op onze website willen plaatsen, totdat ik in het RD de oproep van de Ethiopische kerken las. Dan wil je zo’n ervaring graag delen! “Wat ga je verder doen”, vroeg ik Pim Marijs. “Ik weet het nog niet, want we hebben geen vervolg op dit project…..”